In deze blog leggen we uit wat aminozuren zijn, hoe we ze binnenkrijgen en welke er essentieel, semi-essentieel en niet essentieel zijn. Iedereen die een beetje op de hoogte is van de wereld van sporters en sportscholen weet wel dat deze mensen enorme hoeveelheden eiwitten innemen. Ook in de supermarkt zie je inmiddels tal van producten waarop ‘proteïnerijk’ staat. Van speciale repen tot zuivel en ijs. Proteïne lijkt het nieuwe sleutelwoord te worden. Hoe komt dat toch dat eiwitten zo in de belangstelling staan? En waarom eiwitten en geen aminozuren? Tal van vragen, die opheldering nodig hebben. De eerlijkheid gebiedt namelijk te zeggen dat vooral sporters bezig zijn met eiwitten, maar buiten die kringen hoor je er weinig over. Dan moet je nu alvast bedenken dat volgens de Stichting Farmaceutische Kengetallen er 2,5 miljoen gebruikers zijn van maagzuurremmers, in marketingtermen ‘maagbeschermers’ genoemd. In die cijfers zitten alleen medicijnen op recept, dus alles wat bij de drogist over de toonbank gaat, zit niet eens in die cijfers. Zonder maagzuur echter geen aminozuren. In deze introductietekst zie je al diverse termen voorbijkomen die nadere uitleg behoeven. Dus laten we van start gaan en antwoorden geven op de volgende vragen:
- Wat zijn aminozuren?
- Welke essentiële aminozuren zijn er?
- Welke semi-essentiële aminozuren zijn er?
- Welke niet-essentiële aminozuren zijn er?
- Welke overige soorten aminozuren zijn er?
- Welke lessen kunnen we uit deze blog trekken?
1. Wat zijn aminozuren?
Je kunt op verschillende manieren naar het menselijk lichaam kijken. Een van deze manieren is het kijken naar de grondstoffen waaruit ons lichaam bestaat. Daarmee doe je ernstig afbreuk aan de werkelijkheid, want het is tenslotte maar één manier van kijken. Zo beschouwd, bestaat ons lichaam uit de volgende onderdelen:
- Water (60-70%);
- Vetten;
- Eiwitten (ongeveer 15-20%);
- Mineralen;
- Koolhydraten;
- Nucleïnezuren.
Al deze onderdelen werken op een ingenieuze en complexe manier samen; wonderlijk mooi om te zien. Maar in een bepaalde zin ook kwetsbaar. Er hoeft maar ergens iets fout te gaan en we hebben te maken met een gezondheidsprobleem. In deze blog richten we ons specifiek op het onderdeel ‘eiwitten’. Wellicht denk je nu: ‘Maar het gaat toch over aminozuren?’ Ja, dat klopt. We gaan het je uitleggen.
Eerst maar een stapje terug in de voedingsleer. Er zijn drie macronutriënten: koolhydraten, vetten en eiwitten. Het lichaam heeft deze in grote hoeveelheden nodig omdat het zowel de energieleveranciers als de bouwstoffen van het lichaam zijn. Koolhydraten zijn de brandstoffen voor het lichaam. Vetten zijn zowel bouwstof als brandstof. En eiwitten zijn de bouwstoffen. In zeldzame gevallen kunnen eiwitten ook dienen als brandstof, maar dat is geen goed teken.
Eiwitten (ook wel proteïnen genoemd) vormen de bouwstoffen van spieren, botten, organen, bindweefsel en collageen. Zij geven structuur aan het lichaam. Daarnaast zijn eiwitten onder andere bouwstenen van enzymen, hormonen en neurotransmitters. Bij zo’n beetje alles wat het lichaam maakt, zijn eiwitten de leverancier van de bouwstenen. Zonder eiwitten zou een mens niet kunnen bestaan, want dan kan er niets gebouwd worden. Eiwitten zijn er in soorten en maten:
- Proteïne: een keten van meer dan 50 aminozuren aan elkaar gekoppeld;
- Polypeptide: meer dan 10 aminozuren aan elkaar gekoppeld;
- Oligopeptide: minder dan 10 aminozuren aan elkaar gekoppeld;
- Tripeptide: drie aminozuren aan elkaar gekoppeld;
- Dipeptide: twee aminozuren aan elkaar gekoppeld;
- Aminozuren: de enkele bouwstenen waaruit een eiwit is samengesteld.
Eiwitten treffen we aan in voeding. Er zijn zowel dierlijke als plantaardige eiwitten. De dierlijke kunnen wij als mensen makkelijker opnemen en lijken meer op onze eigen eiwitten. De meeste plantaardige eiwitten bevatten niet voldoende van alle aminozuren. Je moet dus allerlei plantaardige bronnen combineren om je lichaam van voldoende verschillende aminozuren te voorzien. Dierlijke eiwitten hebben dan ook de voorkeur boven plantaardige (maar daar wordt door sommigen anders over gedacht). Belangrijkste bronnen van dierlijke eiwitten zijn vlees, vis, eieren en zuivelproducten. De belangrijkste bronnen van plantaardige eiwitten zijn sojabonen, noten, zaden, pitten, volkoren granen, peulvruchten en zelfs groenten.
Zoals je in bovenstaande opsomming las, zijn de kleinste bouwsteentjes van een eiwit aminozuren. Zie het als een huisje van Lego. Alle Legosteentjes bij elkaar is een eiwit en de afzonderlijke Legostenen zijn aminozuren. Of een nog eenvoudiger voorbeeld: eiwit is te vergelijken met een school en aminozuren zijn dan de leerlingen. Die school heeft dan twintig leerlingen. Huh? Zijn er dan maar zo weinig aminozuren? Nee, er zijn meer dan vijfhonderd verschillende aminozuren bekend, maar in het menselijk lichaam gaat het om twintig aminozuren, beetje afhankelijk van de definitie (want soms rekenen ze selenocysteïne mee en dan zijn het er eenentwintig).
Die verschillende soorten aminozuren worden grofweg onderverdeeld in essentieel (niet door het lichaam te maken), semi-essentieel (niet voldoende door het lichaam aan te maken) en niet-essentieel (wel door het lichaam te maken), waarover later meer. De woordkeuze ‘essentieel’ en ‘niet essentieel’ is sowieso verwarrend, omdat wij het woord ‘essentieel’ beschouwen als een synoniem voor ‘belangrijk’ of ‘noodzakelijk’ en ‘niet-essentieel’ voor ‘onbelangrijk’ of ‘niet noodzakelijk’. Dat is niet correct. In de voedingsleer betekent het dat je essentiële stoffen altijd (!) van buiten moet binnenkrijgen en niet essentiële zelf kunt aanmaken. Echter, om niet essentiële te kunnen maken, heb je wel de essentiële nodig. Je zou het dus ook zo kunnen zeggen: Alle aminozuren zijn onmisbaar, maar de niet-essentiële kun je zelf aanmaken uit essentiële die je persé uit voeding (of supplementen) moet binnenkrijgen. De semi-essentiële zitten er een beetje tussenin. Je zult inmiddels begrijpen dat als je een tekort hebt aan eiwitten in het algemeen of (bepaalde) aminozuren in het bijzonder, je problemen krijgt met de opbouw, het onderhoud en herstel van het lichaam.
We zetten de termen nog even op een rijtje, want anders begrijp je misschien het vervolg niet meer:
- Eiwitten (synoniem: ‘proteïnen’) bestaan uit heel veel of heel weinig aminozuren;
- Aminozuren zijn de kleinste onderdelen van een eiwit;
- Andersom bevatten alle eiwitten dus een of meer van de twintig aminozuren, meestal aan elkaar gekoppeld.
Plastisch gesproken, zou je eiwitten ook kunnen beschouwen als klonten aminozuren. Nu we weten wat eiwitten, wat bronnen van eiwitten en wat aminozuren zijn, gaan we verder met de verwerking in ons lichaam. Als we een stukje vlees eten, dan vermalen we dat met onze tanden, slikken het door en daarna komt de voedselbrij in de maag. In onze maag zit maagzuur dat ervoor zorgt dat de eiwitstructuur verder oplost en toegankelijker wordt voor enzymen. Dan komen er enzymen aan te pas die het eiwit verder afbreken. Die enzymen noemen we proteasen. In die naam zit het woord ‘proteïne’ dus dan weet je dat die vooral eiwitten of proteïnen afbreken. Terzijde: enzymen die vet afbreken, worden bijvoorbeeld lipasen genoemd (van lipiden = vetten).
In de maag ‘sloopt’ het enzym pepsine dat in de maag wordt geproduceerd de eiwitbrokken verder in kleine eiwitbrokken, de zogenaamde polypeptiden. De polypeptiden gaan naar de dunne darm waar ze verder worden afgebroken door andere enzymen, zoals trypsine, chymotrypsine en carboxypeptidase. Deze enzymen komen van de alvleesklier en breken de polypeptiden verder af tot nog kleinere peptiden en uiteindelijk losse aminozuren. De enzymen aminopeptidase en dipeptidase die we aantreffen in de celmembranen van de dunne-darmwand breken de laatste peptiden af in vrije aminozuren. De vrije aminozuren worden via de darmwand naar de lever getransporteerd waar ze worden gebruikt voor talloze functies.
Als we dit zo technisch opschrijven, gaan we voorbij aan het wonderlijke van dit proces. Wie kan dit bedenken? Tegelijkertijd zie je direct waar er problemen kunnen ontstaan met eiwitten of aminozuren. Zie jij ze ook?
- Te weinig consumptie van eiwitten (veganisten!!);
- Te weinig diversiteit in voeding, waardoor je sommige aminozuren niet binnenkrijgt;
- Tekort aan maagzuur (mede door ouderdom);
- Tekort aan maagzuur door medicijngebruik (Pantoprazol/Omeprazol/maagzuurremmers);
-
Tekort aan maagzuur door (aangeboren of verworven) gebreken:
- Helicobacter pylori;
- Auto-immuunziekten (auto-immuun gastritis, schildklierproblemen);
- Alcoholisme;
- Chronische stress;
- Chirurgische ingrepen;
- Voedingsintoleranties;
- Tekort aan enzymen in de maag;
- Tekort aan enzymen uit de alvleesklier;
- Gebrekkige opname door een beschadigde darmwand;
- Gebrekkige leverfunctie.
Er zit hier nog een ‘addertje onder het gras’. Immers, die benodigde enzymen uit je maag, alvleesklier en darmen en de cellen van een intacte darmwand zijn ook weer opgebouwd uit aminozuren, dus in het slechtste geval kom je in een vicieuze cirkel terecht. Het vermoeden is echter dat de grootste problematiek zit in het hebben van te weinig maagzuur. Weinig maagzuur kan ook weer komen door een tekort aan histidine, een aminozuur, dus opnieuw een vicieuze cirkel. Bovendien gebruiken zo’n 2,5 miljoen mensen maagzuurblokkers als pantoprazol en omeprazol, dus kun je bezorgd zijn dat deze gebruikers (bij langdurige gebruik) tal van problemen krijgen die te maken hebben met een tekort aan aminozuren.[1] Dus probeer eerst met die ‘medicijnen’ te stoppen! Want neem maar van ons aan; die problemen zijn talloos. Zelfs psychische problemen! Zullen we één voorbeeld noemen? Dan nemen we je mee in het biochemische proces om de neurotransmitters serotonine en melatonine te maken door ons lichaam, je weet wel, die stof die ze met antidepressiva proberen te verhogen of die je nodig hebt om te slapen. Dat biochemische proces loopt als volgt:
Aminozuur tryptofaan → 5-hydroxytryptofaan → serotonine → melatonine.
Voor dit proces heb je de volgende hulpstoffen (cofactoren) nodig:
- Zuurstof;
- Vitamine B3;
- IJzer;
- Calcium;
- Vitamine B11;
- Vitamine B6;
- Vitamine C;
- Magnesium;
- Zink;
- SAM-E;
- Vitamine B12;
- Lichaamseigen enzymen die weer gemaakt zijn van aminozuren.
Uit dit voorbeeld kun je wel zien hoe makkelijk dit proces fout kan gaan. Of andersom: wat je allemaal nodig hebt om dit proces goed te laten verlopen.
Nog een ander voorbeeld dan? De aanmaak van schildklierhormonen verloopt als volgt:
TSH → Tyrosine (= aminozuur) → T4 → T3 en vrij T3
Voor dit proces heb je de volgende hulpstoffen (cofactoren) nodig:
- TSH naar T4: B12 en magnesium;
- T4: tyrosine en jodium, vitamine C en B2;
- T4 naar (vrij) T3: ijzer en selenium;
- T3 naar doelcellen: vitamine A en D.
En dan moet je ook hier bedenken dat de enzymen die noodzakelijk zijn voor de omzettingen opnieuw uit aminozuren bestaan.
Functies van aminozuren
Als iets een bouwstof genoemd wordt, dan tref je die stoffen overal aan. We sommen zo maar wat functies van aminozuren op:
- Bouwstoffen van eiwitten (lichaamsweefsel);
- Bouwstenen van lichaamscellen;
- Bouwstoffen van transporteiwitten;
- Hebben een functie bij de spijsvertering en het immuunsysteem;
- Helpen spieren op te bouwen of te herstellen na spierafbraak;
- Bouwstenen van celmembranen en organellen;
- Onderdeel van enzymen (!);
- Onderdeel van hormonen;
- Vormen van rode en witte bloedlichaampjes.
Het lichaam kan zelfs eiwitten gebruiken als brandstof door deze om te zetten in glucose (gluconeogenese). Dat is de reden dat kankerpatiënten vaak vermageren, omdat kankercellen een enorme behoefte aan energie hebben en dat niet met voeding kan worden gecompenseerd. Het gevolg is spiermassaverlies. Uiteindelijk maakt je lichaam van die 20 aminozuren naar schatting 100.000 verschillende (nieuwe) eiwitten. Maar er circuleren ook getallen van 500.000 eiwitten rond. Niemand die het echt weet, vermoeden wij. Wat we wel weten, is dat het grootste eiwit in ons lichaam 34.350 aminozuren bevat. Dat is titine en treffen we aan in onze spieren. Je zou het kunnen beschouwen als menselijk elastiek. Collageen bestaat uit ongeveer 3000 aminozuren, verdeeld over drie strengen. De meeste eiwitten hebben daarentegen een omvang van 300-550 aminozuren. Als je stelt dat ons lichaam 20 aminozuren bevat en de lengte van een eiwit maximaal 3000 aminozuren is (wat niet correct is), dan kom je al op een immens getal aan variaties uit, zo groot zelfs dat dit getal het aantal atomen in het waarneembare universum overstijgt. Het zoveelste lesje 'verwondering'.
Normen
De norm voor een adequate eiwitinname is ongeveer 0,8 gram per kilo lichaamsgewicht. Dus als je 80 kilo weegt, heb je 64 gram eiwit per dag nodig. Deze hoeveelheid kan door bepaalde situaties hoger liggen, bijvoorbeeld bij een zwangerschap of in een herstelperiode na een ziekenhuisopname. Ook fanatiek krachtsporters hebben meer nodig, maar juist die mensen zijn zich heel goed bewust van hun eiwitintake. Het gaat hier echter over eiwitinname. Maar idealiter willen we weten welke aminozuren we binnenkrijgen.
Tenslotte hebben we nog het aminozurenprofiel per eiwit. Immers, niet elk eiwit bevat alle aminozuren. Over het algemeen kun je wel stellen dat dierlijke eiwitten (zuivel, vlees, vis, ei) een vollediger aminozuurprofiel hebben dan plantaardige bronnen. Tijd om over de afzonderlijke aminozuren te gaan praten.
Zoals gezegd, zijn essentiële aminozuren alleen uit voeding (of supplementen) binnen te krijgen. Over die indeling in essentieel versus niet-essentieel is nog wel iets te zeggen. De Engelse voedingsdeskundige William Cumming Rose bepaalde in de jaren ’30 van de vorige eeuw dat er 10 aminozuren essentieel waren. Later ontdekte Rose dat bij mensen histidine en arginine verwijderd konden worden zonder dat dit effect had. Dus werd het getal 10 bijgesteld naar 8 essentiële aminozuren. De WHO rekent echter histidine toch tot de essentiële aminozuren, omdat het weglaten ervan schadelijke effecten heeft op het hemoglobinepeil en waarschijnlijk op nog meer functies.
Later werd ontdekt dat er bepaalde omstandigheden zijn waarin sommige niet-essentiële aminozuren toch niet in voldoende mate in het lichaam geproduceerd kunnen worden, net als bijvoorbeeld choline (vitamine B4). Dan praten we over semi-essentiële aminozuren. De resterende aminozuren noemen we dan niet-essentiële aminozuren.
2. Welke essentiële aminozuren zijn er?
Alle aminozuren zijn onmisbaar om weer nieuwe eiwitten van te maken. Maar elk van deze aminozuren heeft ook één of meerdere specifieke functies. We gaan ze hier kort toelichten met hun belangrijkste functies. Eerst maar de negen aminozuren die je linksom of rechtsom uit je voeding of supplementen moet halen.
|
Essentiële |
Semi-essentiële |
Niet-essentiële |
|
Fenylalanine |
|
|
|
Histidine |
|
|
|
Isoleucine |
|
|
|
Leucine |
|
|
|
Lysine |
|
|
|
Methionine |
|
|
|
Threonine |
|
|
|
Tryptofaan |
|
|
|
Valine |
|
|
Fenylalanine
Dit aminozuur is onder andere nodig voor de aanmaak van de neurotransmitters dopamine, adrenaline en noradrenaline in de hersenen. Mensen met de stofwisselingsziekte fenylketonurie (PKU) missen een enzym dat dit aminozuur kan omzetten in tyrosine.
Histidine
Dit aminozuur is nodig voor de aanmaak van eiwitten, enzymen, de nierfunctie, neurotransmissie, maagzuurproductie en het immuunsysteem. Het helpt ook bij de vorming van myelinescheden, de isolatielaag om je zenuwen. Het lichaam zet histidine om in histamine wat betrokken is bij allergische reacties, maagzuurproductie, bloedvatverwijding en het slaap-waakritme.
Isoleucine
Isoleucine hoort samen met leucine en valine tot de BCAA’s (branched-chains-amino-acids). Isoleucine speelt een rol bij spieropbouw en -herstel, bij energieregulatie, bloedsuikerregulatie en, niet onbelangrijk, bij hemoglobineproductie, het eiwit in rode bloedcellen dat zuurstof transporteert.
Leucine
De functies van leucine lijken veel op die van isoleucine. Er is één eigenschap die bijzonder is voor leucine: ketonen produceren waardoor het de hersens van energie kan voorzien tijdens periodes van weinig glucose (bijvoorbeeld bij vasten of een ketogeen dieet).
Lysine
Dit aminozuur draagt bij aan soepel bindweefsel, botten, huid en bloedvaten via de aanmaak van collageen. Het is tevens een bouwsteen van carnitine (een ander aminozuur) waarmee je vetzuren kunt omzetten in energie. Verder helpt het bij een goed werkend immuunsysteem door de productie van antilichamen en speelt het een rol bij het bestrijden van virussen (koortslip). Het bevordert ook de opname van calcium, zink en ijzer.
Methionine
Methionine is een zwavelhoudend aminozuur dat het ‘zwavelonderdeel’ levert voor creatine, het eiwit waaruit haar en nagels grotendeels bestaan. Dit aminozuur is ook een voorloper van glutathion, de moeder der antioxidanten. Ook speelt het een rol bij de energievoorziening en is het een donor van methylgroepen wat belangrijk is voor de synthese van DNA, RNA, neurotransmitters en andere stoffen. Bij de blogs over ‘Voedingspsychiatrie’ komt methylering terug als een mogelijke grondoorzaak van psychische ziekten.
Threonine
Threonine heb je nodig voor de aanmaak van collageen, elastine, neurotransmitters en antilichamen (door de thymus te stimuleren). Het speelt ook een rol bij de vorming van bloedstolsels en de productie van glycine en serine. Daarnaast is het betrokken bij het bestrijden van leververvetting. Er wordt zelfs gesuggereerd dat een tekort aan threonine bij mensen kan leiden tot prikkelbaarheid en een algemeen moeilijke persoonlijkheid.
Tryptofaan
Tryptofaan is de grondstof voor de neurotransmitter serotonine en het slaaphormoon melatonine. De tryptofaanconcentratie in het lichaam is het laagste van alle aminozuren. Vandaar dat het als supplement wordt gebruikt voor het bevorderen van slaap, het dempen van angst en het reduceren van depressieve gevoelens.
Valine
Valine hoort net als isoleucine en leucine tot de BCAA’s. Er is veel publiciteit over die BCAA’s, met name onder sporters. Het grappige is dat valine door de ontdekker Fisher voor het eerst werd geïsoleerd uit caseïne, maar haar naam te danken heeft aan valeriaan! Want in valeriaan komt valine in relatief grote hoeveelheden voor. Dat geeft wederom te denken voor allen die met psychische problemen worstelen. Misschien dat jouw psychische problemen door een gebrek aan maagzuur ontstaan?
3. Welke semi-essentiële aminozuren zijn er?
We hebben de eerste negen essentiële aminozuren gehad. Laten we nu eens kijken naar aminozuren die je weliswaar zelf kunt aanmaken, maar waarvan de hoeveelheden vaak tekortschieten.
|
Essentiële |
Semi-essentiële |
Niet-essentiële |
|
Fenylalanine |
Arginine |
|
|
Histidine |
Cysteïne |
|
|
Isoleucine |
Glutamine |
|
|
Leucine |
Glycine |
|
|
Lysine |
Tyrosine |
|
|
Methionine |
|
|
|
Threonine |
|
|
|
Tryptofaan |
|
|
|
Valine |
|
|
Arginine (voor kinderen essentieel)
Voor kinderen is arginine essentieel; ze kunnen het niet zelf aanmaken. Volwassenen kunnen onder normale omstandigheden voldoende arginine aanmaken. Dat metabolische pad bestaat uit de omzetting van proline en glutamine naar citrulline naar arginine in de nieren. Je hebt dus andere (semi-essentiële en niet-essentiële) aminozuren nodig voor arginine. Arginine is een voorloper van stikstofmonoxide, een gas dat als signaalstof in het lichaam fungeert (niet te verwarren met CO₂). Vroeger noemden ze stikstofmonoxide ook wel ‘endothelial-derived relaxingfactor (EDRF)’. De naam zegt het al: je vaten gaan er van ontspannen en verwijden. Vandaar dat ze arginine vaak gebruiken voor erectiestoornissen, angina pectoris, hoge bloeddruk, hartfalen, etalagebenen en impotentie. Er is ook een relatie met het immuunsysteem en insulineproductie.
Cysteïne (voor kinderen essentieel)
We maken cysteïne van methionine. Cysteïne is net als methionine een aminozuur dat zwavel bevat. Er zijn er maar twee van, dus dat is makkelijk te onthouden. Door zwavel ontstaan zwavelbruggen en die geven stabiliteit aan een eiwitstructuur. Vandaar dat we cysteïne dan ook vaak tegenkomen in stevige eiwitten, zoals keratine in haar en bindweefsels. Cysteïne is ook een bouwsteen van glutathion. Terzijde: keratine is geen aminozuur, maar een eiwit dat opgebouwd is uit met name cysteïne. Menselijk haar bevat ongeveer 14% cysteïne. We treffen het ook aan in de huid. Bij eeltvorming is er sprake van een overschot aan keratine evenals bij roos en andere huidschilfers.
Glutamine
We maken glutamine zelf aan uit glutaminezuur (ook wel bekend als glutamaat) en ammoniak. Glutamine kennen de meeste mensen wel als middel om darmslijmvlies te repareren. Daarnaast heeft glutamine een functie bij het handhaven van de zuur-base-balans in de nieren en is het een bron van cellulaire energie (naast glucose). Thomas Seyfried zegt dat glutamine, naast glucose, de belangrijkste brandstof is van kankercellen en pleit dan ook voor een ‘pulserend’ dieet. Want zonder glutamine kunnen we niet functioneren.
Glycine
Glycine heb je weer nodig als ‘remmende’ neurotransmitter. Als grondstof dient serine en dat wordt via enzymen in de lever en nieren omgezet. Het zit ook in dierlijke producten, zoals vlees, vis en gelatine. Glycine is het kleinste aminozuur, maar heeft een aantal belangrijke functies. Zo maakt glycine een derde van de aminozuren van collageen uit en heeft dus effect op de kwaliteit van onze huid, pezen, ligamenten en kraakbeen. Als neurotransmitter wordt glycine in verband gebracht met kalmerende effecten en het bijdragen aan de slaapkwaliteit. We kunnen glycine ook aanmaken via een andere route met vitamine B6 als grondstof.
Tyrosine (voor kinderen essentieel)
Tyrosine kunnen we maken uit fenylalanine. Het is de grondstof voor een aantal belangrijke hormonen en neurotransmitters, zoals schildklierhormonen en dopamine. Ook is het de voornaamste grondstof voor melanine, de kleurstof voor je huid. Als je daar om een of andere reden te weinig van hebt, krijg je vitiligo. Een tekort aan tyrosine veroorzaakt in ieder geval een tekort aan dopamine en noradrenaline met als mogelijke gevolgen depressie of apathie. We treffen het vooral aan in kaas (met name Hüttenkäse en ricotta), kwark en melk. De kleine, witte vlekken die soms op kaas zichtbaar zijn, zijn tyrosinekristallen.
3. Welke niet-essentiële aminozuren zijn er?
De laatste groep is de categorie niet-essentiële aminozuren. Wel noodzakelijk, maar door je lichaam te maken uit essentiële of semi-essentiële aminozuren. Eerst maar even het overzicht:
|
Essentiële |
Semi-essentiële |
Niet-essentiële |
|
Fenylalanine (Phe) |
Arginine (Arg) |
Alanine (Ala) |
|
Histidine (His) |
Cysteïne (Cys) |
Asparagine (Asn) |
|
Isoleucine (Ile) |
Glutamine (Gln) |
Asparaginezuur (Asp) |
|
Leucine (Leu) |
Glycine (Gly) |
Glutaminezuur (Glu) |
|
Lysine (Lys) |
Tyrosine (Tyr) |
Proline (Pro) |
|
Methionine (Met) |
|
Serine (Ser) |
|
Threonine (Thr) |
|
|
|
Tryptofaan (Trp) |
|
|
|
Valine (Val) |
|
|
We werken ook de laatste groep verder uit.
Alanine
Alanine is, na glycine, het meest eenvoudige aminozuur. Het maakt zo’n 8% van de gebouwde lichaamseiwitten uit. We kunnen het zelf aanmaken uit pyruvaat (een afbraakproduct van glucose en glutamaat. Voorafgaand aan dit proces leveren de aminozuren valine, leucine en isoleucine de aminogroep aan glutamaat. Dit proces wordt de glucose-alaninecyclus genoemd.
Asparagine
De belangrijkste functies van asparagine zijn het omzetten van stikstof in ureum, het ontgiften van het bloed, het ondersteunen van de stofwisseling in de hersenen en het fungeren als voorloper van de neurotransmitter aspartaat. Het kan ook helpen bij lichamelijke en psychische vermoeidheid. De bouwstenen van asparagine zijn asparaginezuur (aspartaat) en glutamine.
Asparaginezuur
Dit aminozuur is betrokken bij de vorming van glucose, het opnieuw vormen van glucose en het is de voorloper van aspartaat. Aspartaat is weer een neurotransmitter die stimuleert. Bouwstenen zijn oxaloacetaat (uit de citroenzuurcylcus) en glutamaat.
Glutaminezuur (glutamaat)
Glutamaat is een stimulerende neurotransmitter. Het ingewikkelde is dat glutamaat een ester is van glutaminezuur. Glutaminezuur is weer de voorloper van glutamine en GABA, een rustgevende neurotransmitter. Voor deze blog laten we het verder rusten.
Proline
Proline maken we uit glutaminezuur of ornithine. Het is een stijf molecuul dat een belangrijke functie heeft bij de opbouw van collageen. Het helpt ook bij het opbouwen van sterkte, elastische bloedvatwanden.
Serine
Serine wordt gemaakt van glucose. We treffen het ook aan in dierlijke producten. In feite is serine echt een bouwstof. Het is noodzakelijk voor eiwitsynthese, stofwisseling, het zenuwstelsel, de afweer en bindt vocht in de huid. Gelet op het feit dat we meestal een ‘overload’ aan glucose hebben, is de kans op een tekort niet groot.
4. Welke overige soorten ‘aminozuren’ zijn er?
Soms kom je in opsommingen meer aminozuren tegen. Het verschil zit hem vaak in cystine, hydroxoproline en selenocysteïne.
Selenocysteïne (Sec)
Dit molecuul lijkt op cysteïne, maar alleen is het zwavelatoom in dit geval vervangen door een seleniumatoom. Formeel valt het dus buiten de scheikundige definitie van een aminozuur. Echter, selonocysteïne is wel degelijk essentieel. In de cel wordt cysteïne gekoppeld aan selenium en zo ontstaan selenocysteïne. De gezondheidsproblemen die door een tekort aan dit aminozuur ontstaan, vind je veelal terug bij informatie over een tekort aan selenium.
Cystine
Cystine is echter geen aminozuur maar twee moleculen cysteïne, dus dat valt terecht buiten de scope van een aminozuur. Het is dus een dipeptide.
Hydroxoproline
Hydroxoproline dan? Beetje hetzelfde verhaal. Hydroxoproline is namelijk een combinatie van het aminozuur proline waaraan een hydroxylgroep is toegevoegd.
Dan hebben we nog ornithine, citrulline, taurine, carnosine en carnitine. Je komt die stofjes vaak tegen in supplementen. Maar zijn dat dan ook aminozuren?
Ornithine
Ornithine is inderdaad een niet-essentieel aminozuur dat door de lever wordt gemaakt uit arginine. Echter, het heeft geen rol in de eiwitopbouw, zoals alle andere aminozuren. Vandaar dat je het vaak niet tegenkomt in die lijstjes. Toch kunnen we niet zonder ornithine, omdat we het nodig hebben om ammoniak en stikstof uit ons lichaam te verwijderen via de urine. Het is dus geen bouwstof, maar een hulpstof.
Carnosine
Carnosine is een dipeptide, dus twee aminozuren bij elkaar. In dit geval histidine en bèta-alanine. Het komt voor in spieren, hersenen en het hart. Met name wordt het ingezet om de verzuring van spieren tegen te gaan. Maar nee, een aminozuur is het dus niet meer.
Carnitine
Carnitine is opgebouwd uit lysine en methionine. Een dipeptide dus.
Taurine
Taurine dan? Dat is weer een combinatie van cysteïne en methionine, dus ook geen echt aminozuur.
Citrulline
Citrulline misschien? Tsja, dat is weer een ander verhaal. Je lichaam kan dit zelf aanmaken en omzetten in arginine. Toch zijn er wel aanwijzingen dat citrulline in sommige gevallen beter werkt dan arginine. In die zin zou citrulline wel in het lijstje horen te staan.
BCAA’s
BCAA’s is een afkorting die drie typen aminozuren aanduidt: isoleucine, leucine en valine. De claim is dat deze vertakte aminozuren niet eerst door de lever worden afgebroken, maar rechtstreeks in de spieren wordt gebruikt. Of dit allemaal wel klopt, hopen we in komende blogs te onderzoeken.
Collageen
Collageen is in 2025 wel het meest populaire supplement. Qua aminozuren bestaat collageen uit 18 aminozuren waarvan glycine, proline en hydroxoproline (wat theoretisch geen aminozuur is) zo’n 55% voor hun rekening nemen. Dan moet je ook nog weten dat er wel 28 soorten collageen zijn in unieke samenstellingen aminozuren. Tel daarbij op dat collageen (dat in feite een eiwit is) door maagzuur wordt afgebroken in losse onderdelen en dan kun je zelf wel beslissen of suppletie van collageen nu zinvol is of niet. O ja, om aminozuren in collageen om te zetten, heb je ook nog vitamine C, zink, koper en mangaan nodig. Als metafoor kun je het vergelijken met het eten van een oliebol die vervolgens in je maag wordt afgebroken in losse onderdelen en vervolgens verwacht jij dat er ergens in je lichaam weer oliebollen verschijnen. Beetje dom allemaal.
5. Welke lessen kunnen we uit deze blog trekken?
Zoals je inmiddels wel zult begrijpen, kun je niets bouwen zonder bouwstenen. En die bouwstenen op zichzelf kunnen weer niets beginnen zonder enzymen. Die op hun beurt ook weer opgebouwd zijn uit bouwstenen. Daarom wordt er in orthomoleculaire kringen zo aangedrongen op een afwisselend en kwalitatief goed dieet, bij voorkeur zonder medicijngebruik.
Een andere les die we eruit kunnen halen, is dat het suppleren van één aminozuur hooguit zinvol is om één probleem aan te pakken. Meestal is het verstandiger om of een deelverzameling in te nemen, bijvoorbeeld alle essentiële aminozuren of een totaal spectrum aan aminozuren. Dat hangt vooral af van de vraag of je voldoende eiwitten eet en met name of je voldoende maagzuur en proteasen hebt. Of je laat het afhangen van de symptomen die bij het tekort aan dat ene aminozuur horen.
Een laatste les dan? Het consumeren van die populaire eiwitpoeders onder sporters is alleen zinvol als je over voldoende maagzuur, spijsverteringsenzymen en goede darmen beschikt. Let bij de aanschaf van dat soort poeders vooral op het aminozuurprofiel, want dat zou zomaar kunnen betekenen dat sommige aminozuren overgewaardeerd en andere ondergewaardeerd zijn. Voor 40-plussers zijn die eiwitshakes en -poeders waarschijnlijk niet zinvol meer omdat onze maagzuurproductie vanaf ons 30e levensjaar gaat afnemen.
Als je dit allemaal overziet, dan kun je je wel voorstellen dat het bouwen van die honderdduizenden eiwitten in allerlei driedimensionale vormen, samenstellingen en functies een enorme complexiteit weergeeft van ons menselijk lichaam. En dan moeten al die eiwitten ook nog op het goede moment op de goede plaats terechtkomen door transporteiwitten. Het zoveelste lesje verwondering. En voldoende grondstof om weer een nieuwe serie blogs te schrijven over die aminozuren afzonderlijk.
Disclaimer
Medische informatie wordt alleen verstrekt als informatiebron en mag niet worden gebruikt of vertrouwd voor diagnostische of behandelingsdoeleinden. De informatie is niet bedoeld als patiëntenvoorlichting, creëert geen relatie tussen patiënt en orthomoleculair adviseur en/of INNR B.V. en mag niet worden gebruikt als vervanging voor professionele diagnose en behandeling. Raadpleeg uw zorgverlener voordat u beslissingen over uw gezondheid neemt of voor advies over een specifieke medische aandoening. INNR B.V. is niet aansprakelijk voor enige schade, verlies, letsel of aansprakelijkheid op welke manier dan ook geleden als gevolg van uw vertrouwen op de informatie uit dit document.