Aandoening: ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder)

Aandoening: ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder)

Je zult het maar hebben: ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder)

Het lijkt wel een hype; diagnoses plakken op afwijkend gedrag. Want wat is dan afwijkend? Zijn we niet allemaal verschillend? Ik ken introverte en meer extraverte mensen, emotionele en meer rationele mensen. Drukke en stille kinderen. Mensen vol energie en initiatieven en meer flegmatieke types. Kortom, ik vraag me gewoon af (en dat komt waarschijnlijk door mijn leeftijd) hoe dat vroeger zat. Geen diagnoses, geen pillen, hooguit een ‘lastig’ kind. Of iemand met een bepaalde gebruiksaanwijzing. Ontken ik daarmee een probleem? Nee, want ook ik ken in mijn omgeving hyperactieve kinderen. En anders zou ik er ook geen blog over schrijven. Maar ik moet het gewoon even kwijt: ADHD is geen ziekte. Dat hebben psychiaters ervan gemaakt. En voor je het weet, werkt dat stigmatiserend voor je kind. Of voor jezelf. Zo van: ‘Jij bent niet normaal, want jij hebt ADHD’. Ik kan er niet zo goed tegen. Sterker nog, ik erger me aan ‘hulpverleners’ die je dan ook nog even onder druk zetten om je kind Ritalin te geven. Omdat je kind zoveel last veroorzaakt in de klas bijvoorbeeld. Als je leest hoe Ritalin is ontdekt, wat het doet en dat het een bijna-kopietje is van amfetamine, dan bedenk je je wel even. Ben ik gefrustreerd? Ontken ik een probleem? Of heb ik zelf ADHD? Drie keer nee. Eerst maar eens kijken wat ADHD precies is, hoe deze ‘ziekte’ is ontstaan (lees: bedacht), hoe de diagnose wordt gesteld en welke remedie onder andere wordt toegepast door de reguliere medici. Om ten slotte te eindigen met een orthomoleculaire aanpak.

Geschiedenis

Al in 1902 gaf de Britse kinderarts George Still lezingen waarin hij een omschrijving van ADHD gaf. Toen in 1934 amfetamine (synthetische drugs) als medicijn werd toegelaten als enerzijds oppepmiddel en anderzijds als vermageringsmiddel (omdat het de eetlust afremt), stimuleerde dat de arts Charles Bradley al om moeilijk opvoedbare kinderen te behandelen met deze medicatie. Het zoeken naar de oorzaak van sterk afwijkend gedrag werd in 1947 toegeschreven aan minimale hersenbeschadigingen (MBD). Niet veel later verscheen methylfenidaat op de markt (1950), gevolgd door dexamfetamine in de jaren ’70. Even terzijde: de ontdekking van methylfenidaat, beter bekend als Ritalin, is een soap apart. In 1944 maakte de chemicus Leandro Pannizon een goedje in het laboratorium van de farmaceut Ciba. Hij testte het spul eerst op zichzelf uit en gaf vervolgens zijn vrouw Rita er ook wat van. Die reageerde enthousiast, want ze ging er beter door tennissen. Leonardo vroeg snel een patent aan en noemde het middel naar zijn vrouw: Ritalin. Jarenlang werd het voorgeschreven bij verschillende psychische stoornissen zoals een depressie, maar ook bij narcolepsie (slaapziekte). De echte doorbraak kwam in de jaren negentig, toen de heren psychiaters ADHD als ziekte hadden geformuleerd.[1] Maar nu terug naar de geschiedenis van ADHD. Vanaf eind jaren ’60 was men toch niet zo overtuigd van het idee dat de hersenen beschadigd zouden zijn, maar dacht men meer aan disfunctioneren van de hersenen. Ook constateerde men dat ADHD geen typische kinderproblematiek was, maar dat de symptomen ook bij volwassen bleven bestaan. De algemene mening bleef echter dat ADHD een opvoedingsprobleem was zonder biologische oorzaak, mede veroorzaakt doordat ouders steeds minder tijd en aandacht voor hun kinderen hadden. Dat veranderde dus in de jaren ’90: ADHD werd opgenomen in het psychiatrische handboek DSM en dat zette de deur open naar medicinale behandeling van gedragsproblemen. Het blijft wel vreemd dat Ritalin eerst werd gebruikt om mensen op te peppen en het vervolgens werd en wordt ingezet voor kinderen en volwassen die juist overactief zijn. Populair is het middel wel, want methylfenidaat (= Ritalin) werd in 2017 door 220.000 Nederlanders gebruikt, goed voor 1,3 miljoen recepten. En sinds 2017 is het middel ook goedgekeurd om door volwassenen gebruikt te worden. De schatting is dat 7-8% van de kinderen en 2-5% van de volwassenen ADHD 'heeft'. Bij jongens wordt de diagnose overigens drie keer vaker gesteld dan bij meisjes.

Wat is ADHD?

ADHD is een afkorting van ‘Attention Deficit Hyperactivity Disorder’. In de definitie zitten eigenlijk twee onderdelen: een gebrek om ergens de aandacht bij te houden (concentratieproblemen) en hyperactiviteit. De definitie dekt niet helemaal de lading, want eigenlijk is een derde symptoom impulsiviteit. Om de definitie te checken, moet je het ‘handboek soldaat’ van de psychiatrie raadplegen. Dat handboek heet DSM, gevolgd door een versienummer. DSM staat ‘Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders’, een classificatiesysteem voor psychische aandoeningen, uitgegeven en opgesteld door de American Psychiatric Association. Op dit moment is DSM-5 TR de actuele versie. Wat zegt DSM-5 TR over ADHD?

In DSM is de definitie van ADHD: ofwel een voortdurend patroon van aandachttekort (1) ofwel hyperactiviteit/impulsiviteit (2) dat inwerkt op het functioneren of de ontwikkeling, of een combinatie van beiden.

Dit zijn de symptomen van een tekort aan aandacht:

  1. Slaagt er vaak niet in voldoende aandacht te geven aan details of maakt achteloos fouten in schoolwerk, werk of bij andere activiteiten;
  2. Heeft vaak moeite de aandacht bij taken of spel te houden;
  3. Lijkt vaak niet te luisteren als hij/zij direct wordt aangesproken;
  4. Volgt vaak aanwijzingen niet op en slaagt er vaak niet in schoolwerk, karweitjes af te maken of verplichtingen op het werk na te komen;
  5. Heeft vaak moeite met het organiseren van taken en activiteiten;
  6. Vermijdt vaak, heeft een afkeer van of is onwillig zich bezig te houden met taken die een langdurige aandacht (langdurige geestelijke inspanning) vereisen (zoals school- of huiswerk);
  7. Raakt vaak dingen kwijt die nodig zijn voor taken of bezigheden;
  8. Wordt vaak gemakkelijk afgeleid door uitwendige of inwendige prikkels;
  9. Is vaak vergeetachtig bij dagelijkse bezigheden.

En dit zijn de symptomen van hyperactiviteit-impulsiviteit:

  1. Beweegt vaak onrustig met handen of voeten, of draait in zijn/haar stoel;
  2. Staat vaak op in de klas of in andere situaties waar verwacht wordt dat men op zijn plaats blijft zitten;
  3. Rent vaak rond of klimt overal op in situaties waarin dit ongepast is (bij adolescenten of volwassenen kan dit beperkt blijven tot subjectieve gevoelens van rusteloosheid);
  4. Kan moeilijk rustig spelen of zich bezighouden met ontspannende activiteiten;
  5. Is vaak ‘in de weer’ of ‘draaft maar door’;
  6. Praat vaak aan een stuk door;
  7. Gooit het antwoord er vaak al uit voordat de vragen afgemaakt zijn;
  8. Heeft vaak moeite op zijn/haar beurt te wachten;
  9. Verstoort vaak bezigheden van anderen of dringt zich op.

Als je zes (of vijf als je ouder dan 17 bent) of meer symptomen van de negen aandacht-tekort-symptomen hebt, of zes (of vijf als je ouder dan 17 bent) of meer symptomen van de negen hyperactiviteit-impulsiviteit-symptomen hebt, of zes of meer van beide soorten symptomen, dan heb je de diagnose ADHD. Dit noemen ze het symptoomcriterium. Vervolgens kijkt men dan ook nog naar het leeftijdscriterium, het contextcriterium, het beperkingscriterium en het ‘andere stoornissencriterium’. Tenslotte wordt er nog gekeken naar de ernst van de symptomen: licht, matig of ernstige beperkingen in het sociale of professionele functioneren. Ik weet niet hoe het jou vergaat, maar ik heb deze symptomen ook van tijd tot tijd. En ik denk dat als je deze symptomen voorlegt aan 100 mensen, er zeker 70 ook aan deze diagnose gaan voldoen. Samengevat kun je stellen dat ADHD een verzameling gedragingen is en dus een psychologisch fenomeen. Psychologe dr. Laura Batstra van de Rijksuniversiteit Groningen schreef in 2012 een boek met de titel ‘Hoe voorkom je ADHD? Door de diagnose niet te stellen’. Ze zei: ‘ADHD is een gedragsprobleem in verreweg de meeste gevallen. Dus hoort behandeling ervan thuis bij gedragsdeskundigen zoals (ortho-)pedagogen en psychologen. Niet bij medici, die vaak een medische oplossing zoeken en medicijnen zullen voorschrijven.’[2] Duidelijke taal, lijkt me.

Hoe stelt men de diagnose?

Er is geen bloedtest of lichamelijke meting om vast te stellen of je ADHD hebt. Dr. Rosa van Mourik (neuroposycholoog) heeft daar een prachtig artikel over geschreven met de titel 'Wat leren de neurowetenschappen ons over ADHD?' in het 'Tijdschrift voor Kinder- en Jeugdpsychotherapie 2-2014'. Dus de vaststelling is een arbitraire kwestie. Dat zie je ook wel aan de woordkeuze bij de symptomen. Want wat is ‘vaak’? En ‘achteloos’? En ‘moeilijk’? En wie bepaalt dat? De onderzoekers maken gebruik van vragenlijsten, interviews en observaties of laten de te onderzoeken personen testjes maken. De kritiek op  het gebruik van deze methodes is ‘over-stigmatisering’. Professor Allen J. Frances, de voorzitter van de taskforce die de DSM-4 heeft samengesteld, liet zich in 2013 in zijn boek ‘Terug naar normaal’ uiterst kritisch uit over de DSM-5. Vrijwel normaal gedrag zou volgens hem steeds meer een label opgeplakt krijgen en met medicijnen worden behandeld. Hij zegt: ‘Waarom is er zoveel te doen over DSM-5, de nieuwe editie van het handboek voor psychiaters en therapeuten? Omdat de DSM de grens bepaalt tussen wat normaal en gestoord is en DSM-5 die grens radicaal verschuift. Miljoenen normale mensen krijgen straks het etiket van een stoornis opgeplakt. Dit leidt tot onnodige, dure en soms gevaarlijke behandelingen van nieuwe ‘patiënten’ en heeft vele maatschappelijke consequenties, bijvoorbeeld voor verzekeringen, onderwijs, rechtspraak en toegang tot zorg. We leven in een tijd van diagnostische inflatie en overmedicatie, onder druk van met name de farmaceutische industrie. Medische ziektes worden verward met psychische stoornissen en diagnoses worden al te snel gesteld. Kinderen groeien op in een golf van ADHD en autisme en het is kennelijk niet meer normaal om af en toe droevig, druk, gefrustreerd of angstig te zijn. Of een tikkeltje excentriek.’[3]

Ik heb me laten vertellen dat de diagnose ADHD is bedacht door psychiaters en ten slotte op een congres op democratische wijze tot ‘ziekte’ is verheven. Het (verborgen) motief zou dan zijn dat psychiaters het ook wel interessant vonden om medicijnen te gaan gebruiken, in plaats van psychotherapie en dergelijke en dus zelf een enorme impuls hebben gegeven aan de ontwikkeling van psychofarmaca. Of dat ze gemanipuleerd waren door de farmaceutische industrie. Dat laatste punt is af te leiden uit een onderzoek naar de relatie tussen betrokkenen bij het DSM-handboek en de farma-industrie. Een onderzoek uit 2006 meldde dat 56% van de leden van de totaal 170-koppige DSM-IV- en IV-R-commissie één of meer financiële verbindingen had met de farmaceutische industrie. En in de subcommissies 'Stemmingsstoornissen' en 'Schizofrenie en overige psychotische stoornissen' gold dat zelfs voor 100% van de leden. De overige financiële belangen van commissies waren: financiering wetenschappelijk onderzoek (42%), consultancy (22%) en sprekersbureaus (16%).[4] Als je er met een cynisch oog naar kijkt, zie je het businessidee ‘Ontwikkel een medicijn, zoek er een kwaal bij of bedenk die en je verdient (veel) geld.’

Natuurlijk zijn de voorstanders van de behandeling van ADHD ook niet ver te zoeken. Lees maar wat Prof. Dr. Jan Buitelaar, psychiater dr. Sandra Kooij en kinderarts drs. Rob Rodrigues Pereira erover zeggen in het Medisch Contact van 19 januari 2011. En let dan vooral op hun relaties met de farmacie, die onderaan het artikel staan. [5] Met name professor Buitelaar heeft (of had) innige banden met tal van farmaceuten. En je hoeft niet werkzaam te zijn voor of aandelen te hebben in een farmaceut om toch te profiteren van je betrokkenheid, dus die disclaimer zegt niet zoveel. Om de relaties in de disclaimer goed te interpreteren, moet je weten dat methylfenidaat op de markt wordt gebracht door Janssen-Cilag, Tadeka, Medice en Novartis (tegenwoordig InfectoPharm geheten). Het artikel wordt er niet geloofwaardiger van. 

Betekent dit nu dat ik hiermee het probleem ontken? Nee, want ook ik zie drukke kinderen, kinderen die afwijkend gedrag vertonen en kinderen die zich niet kunnen concentreren. Kinderen met leerproblemen en kinderen die niet goed begrijpen wat hun gedrag met anderen doet. Maar dat zie ik niet alleen bij kinderen; ook bij volwassenen. Onvermogen om te luisteren, onvermogen om te stoppen met praten, onvermogen om je in te leven in anderen. Het leven is in die zin veelkleurig.

Ik kan me ook voorstellen dat een naam voor een complex van ‘afwijkende’ gedragingen de omgeving van een kind of volwassene kan helpen om het gedrag beter te plaatsen. Je hebt dan immers iets met een naam. En dat geeft er meer grip op en valt beter te hanteren. Dus geen kwaad woord over mensen die er baat bij hebben dat er een naam gegeven wordt aan een complex van problematische gedragingen. De moeite die ik met het bovenstaande heb, is de over-stigmatisering en de medicalisering. Simpel gezegd: de ‘probleem-pilletje-gedachte’. Maar probleemontkenner? Nee, zeker niet…

Uit mijn nabije omgeving ken ik namelijk een hyperactief kind die de nodige problemen in de klas gaf (en dat dit storend of zelfs frustrerend is voor de leerkracht en andere kinderen hoef je mij ook niet uit te leggen). De moeder werd voor overleg naar school geroepen en zat tegenover een groep van acht (!) mensen. Leerkrachten, hulpverleners, orthopedagogen, psychologen, enzovoorts. Haar werd sterk ‘geadviseerd’ om haar zoontje toch maar vooral methylfenidaat te geven. De moeder hield echter voet bij stuk en weigerde. Dapper! Met het gevolg dat het ventje naar het speciaal onderwijs werd overgeplaatst. Ik denk dat die moeder haar kind een grotere dienst heeft bewezen, dan al die hulpverleners (met de beste intenties). Maar zouden ze hun eigen kinderen (voor zover ze die hebben) ook op amfetaminen hebben gezet? Hoe dan ook, de farmaceutische industrie weet er wel raad mee.

Reguliere aanpak

Als je het Farmacotherapeutisch Kompas raadpleegt, lees je het behandelprotocol. Natuurlijk begint dat met niet-medicamenteuze maatregelen, zoals voorlichting, opvoedingsadviezen of ondersteuning bij de opvoeding. Helpt dat allemaal niet, dan is de volgende stap gedragstherapie. Maar al snel komen de medicijnen om de hoek. Tot de groep amfetaminen horen methylfenidaat (eerste keuze), dexamfetamine en lisdexamfetamine. In verbloemend taalgebruik worden deze middelen psychostimulantia genoemd, maar het zijn gewoon synthetische drugs. Zij stimuleren de afgifte van dopamine en noradrenaline in het centraal zenuwstelsel. Daardoor verbetert de concentratie en vermindert de hyperactiviteit is de belofte. Gaat dit allemaal niet goed, dan kan een arts atomoxetine voorschrijven. Dit middel remt een transporteiwit voor noradrenaline in het zenuwstelsel. Blijven de bijwerkingen (en dat zijn er nogal wat) bestaan, dan hebben artsen nog de mogelijkheid om guanfacine in te zetten. Guanfacine kennen we als centraal werkende bloeddrukverlager die ingrijpt in je sympathisch zenuwstelsel. Wat de middelen gezamenlijk hebben, is dat ze op een of andere manier iets doen met je neurotransmitters. Dit is een ingewikkelde materie. Eenvoudig verwoord beïnvloeden deze medicijnen de chemie in je hersenen. En soms kan het echt niet anders; ik weet het. Als je maar weet waar je ‘ja’ op zegt bij de behandeling van je kind of jezelf. Genoeg gepraat over de reguliere aanpak. Is er een alternatief?

Orthomoleculaire zienswijze

Wat hebben orthomoleculairen te zeggen over ADHD? Problematisch in sommige gevallen? Zeker. Over-gediagnosticeerd? Zeker! Stigmatiserend? Nogal. Medicinaal op te lossen? Zeker niet! Orthomoleculairen onderkennen dus wel de problematische gedragingen, maar zoeken de oorzaak vooral niet in de toediening van amfetaminen. Want zo ‘absoluut’ zijn die symptomen helemaal niet.

Relatief probleem

Een mooi voorbeeld hiervan is de ‘aandachtsspanne’ van zogenaamde kinderen met ADHD. Als je die kinderen een video laat zien van een onderwerp dat hen boeit, dan blijkt die ‘aandachtsspanne’ ineens niet zo kort te zijn. Hetzelfde valt te zien bij kinderen met een stripboek: een half uur stil lezen en kijken is dan ineens geen probleem. Er valt al met al dus wel wat af te dingen op die tekorten aan aandacht.

Prikkels, leerkrachten, eten en intelligentie

Daarnaast vallen termen als een overload aan prikkels (mobieltjes, beelden), soms matige en niet inspirerende leerkrachten en een slecht eetpatroon. Sowieso valt op dat er geen enkele relatie is tussen intelligentie en ADHD. Er zijn uitermate slimme kinderen met ADHD en kinderen met een wat lagere intelligentie en ADHD. Dus kinderen met symptomen van een gebrek aan concentratie, hyperactiviteit of een combinatie ‘dom’ noemen, zegt meer iets over de omgeving dan over het kind (of de volwassene) zelf.

Allergieën en voedselintoleranties

Een ander punt dat wordt genoemd, is het uitsluiten van allergieën of voedselintoleranties. Dat zijn geen synoniemen. Bij een voedselallergie speelt je afweersysteem een rol doordat er IgE-antistoffen worden aangemaakt. Dit is bij voedselintolerantie niet het geval. Bij voedselintolerantie leidt juist een bepaalde hoeveelheid voedingsmiddel tot een abnormale reactie van het lichaam. Zo kan iemand door het eten van spinazie bijvoorbeeld maagzuur of een opgeblazen buik krijgen. Deze klachten vallen niet onder allergische klachten. Andere bekende voorbeelden van voedselintolerantie zijn lactose-intolerantie en glutenintolerantie. Bij glutenintolerantie is het afweersysteem overigens wel betrokken bij de oorzaak van de klachten, maar niet via het IgE-mechanisme. Dus ook al worden er geen allergieën vastgesteld, dan nog kan het de moeite lonen om eens een tijdje glutenvrij te eten. Gluten zijn namelijk notoire probleemveroorzakers. Let dus vooral op of je kind ook darmklachten heeft. In dit verband wordt ook caseïne genoemd: dat is een melkeiwit en niet hetzelfde als lactose (melksuiker). Probeer gewoon eens een tijdje glutenvrij te eten. En als dat tot niets leidt, dan stop je een tijdje met zuivel (melk, yoghurt, kaas).

Stress

Ook worden nog stress en een gebrek aan slaap genoemd. Hou dus in de gaten of je kind, naast de psychologische symptomen ook nog fysieke klachten heeft. Is je kind zenuwachtig voor school? Slaapt het slecht? Misselijk?  Darmklachten of zelfs maagzuur? Allemaal indicatoren van stress.

Tekort aan voedingsstoffen

Sowieso denken zij, dat (wellicht een deel van) de problematiek bestaat uit een tekort aan goede voedingsstoffen, waardoor de hersenen een beetje uit balans zijn. Om dat te begrijpen, moet je de volgende dingen weten over je hersenen:

  • Concentreren (dus het wegfilteren van afleidende prikkels) vraagt veel energie van de hersenen;
  • De hersenen maken 2% uit van ons gewicht en gebruiken 20% van de energie;
  • De brandstof die onze hersenen het beste kunnen verwerken en gebruiken, zijn vetten. Het brein bestaat zelf voor 60% uit vet;
  • Je cerebrale cortex bestaat voor 20% uit het omega-3-vetzuur DHA, dus hieruit kun je afleiden dat DHA een essentieel onderdeel is voor een goede hersenfunctie.

Glucose is dus zeker niet de enige en beste brandstof voor je hersenen. Sterker nog; van suiker en koolhydraten krijg je kortstondige energiestoten en enorme pieken in je bloedsuikerspiegel. Daardoor zak je al snel weer in en moet je de volgende stoot hebben. Vetten daarentegen zijn langzame brandstoffen en leiden niet tot pieken en dalen. En je hersenen kunnen beter functioneren op het verbranden van vetten (ketonen) dan op suikers. Een koolhydraatarm/suikervrij dieet (ketogeen eten) is dus sowieso aan te raden, zeker als er ook nog sprake is van overgewicht.[6]

 Orthomoleculaire aanpak

Afbouwen

Ga in overleg met degene die je methylfenidaat heeft voorgeschreven en vraag hem of haar jou om je kind te helpen met het afbouwen. Doe dit niet op eigen houtje, want er kunnen ‘rebound-effecten’ optreden. Het is sowieso verstandig om dit in kleine stapjes te doen en daar een handige periode voor uit te kiezen (bijvoorbeeld de vakantie).

Starten

Ik beschrijf mogelijke opties in volgorde van belangrijkheid/kansrijkheid om uit te proberen als je de ‘diagnose’ ADHD hebt gehoord. Hou daarbij in gedachten dat je niet alles tegelijk moet proberen, maar beter supplement voor supplement. Anders kom je er niet achter wat nu wel of niet bijdraagt aan een oplossing.

  1. Pas je voeding aan

Wat eten kinderen het meest? Koolhydraten: brood, pasta, crackers, cereals, rijst, pannenkoeken, koekjes en gebakjes. En suikers in de vorm van frisdranken, snoepjes en het bijna overal aanwezige glucose-fructosesiroop. Laten nu die koolhydraten stofzuigers zijn van vitamine B! Hoe meer koolhydraten in je dieet, hoe groter de kans op een vitamine B-tekort. En wat eten ze het minst? Groenten en vis. Dan snap je gelijk waar onderstaande suppletie-adviezen vandaan komen. Zie je kans om hier verandering in aan te brengen, dan bewijs je jezelf of je kind er een enorme dienst mee. Maar makkelijk zal dit niet zijn. Wanhoop dus niet als dit niet lukt, maar compenseer de effecten door dan de tekorten die samenhangen met deze leefstijl aan te vullen. 

  1. Vitamine B-complex[7]

ADHD kan je het beste behandelen met een vitamine B-complex (waar alle B-vitamines in zitten). Zo’n complex bevat de belangrijkste B-vitamine B1 (thiamine) en daarnaast B3 (niacine), B6 (pyridoxine) en B12 (cobalamine), allemaal essentieel voor het activeren van je parasympatisch zenuwstelsel dat weer alles met ‘rusten en verteren’ te maken heeft. Daarnaast helpen B-vitamines bij het omzetten van voeding in energie. Een specifiek B12-tekort leidt tot problemen met je neurotransmitters serotonine (angst, gebrek aan slaap), dopamine (gelukshormoon) en teveel adrenaline (angstig, onrustig, hyperactief). B6 heb je nodig om je te concentreren en je zenuwen te kalmeren. Een tekort ervan leidt tot hyperactiviteit. Vitamine B3 heeft weer te maken met vergeetachtigheid, geheugenproblemen en depressies en het maken van energie in je cellen zelf (NAD). Pas wel op voor de synthetische vormen; die kunnen zich ophopen in je lichaam en zenuwschade veroorzaken (met name B6). Vraag wel even om advies over de dosering, want meestal moet je eerst met een hogere dosering beginnen om tekorten op te heffen. Of met andere woorden; verwacht niet dat je met één pilletje op korte termijn structurele veranderingen gaat realiseren. Mocht een B-complex onvoldoende effect hebben, dan is benfotiamine nog een optie. Recent onderzoek laat tevens zien dat vitamine B3 in de vorm van nicotinamide in hoge doseringen een remedie is.

  1. Vitamine D

Een lage vitamine-D-spiegel leidt eveneens tot depressiviteit, geheugenproblemen en zelfs woede-aanvallen. Of dit bij jou of je kind speelt, kan je eenvoudig signaleren door te kijken of het gedrag enigszins verbetert of verandert als de zon begint te schijnen. Zie je je kind vooral in de zomer opknappen, dan loont het de moeite om eens een vitamine D te suppleren. Let wel op dat dit even tijd nodig heeft. Laat je kind ook vooral veel buiten spelen; gratis vitamine D van de zon (mits je maar voldoende cholesterol hebt).

  1. Magnesium

Waar zit de meeste magnesium in? In groenten. En hoeveel eet je daarvan? Magnesium helpt bij de energievoorziening in je hersenen (ATP) en heeft ook een kalmerend effect. Uit onderzoek bleek dat 58% van de kinderen met ADHD een magnesiumtekort hadden. De beste vorm voor je hersenen is overigens  magnesiumbisglycinaat. Koop geen magnesiumoxide: dat is een laxeermiddel. 

  1. Kalium

Waar zit de meeste kalium in? In groenten. En wat eten kinderen slecht? Precies. Voor volwassenen is de dagelijkse behoefte ongeveer 4700 mg. Dus reken maar uit wat dit voor kind van ongeveer 10-30 kilo betekent. Zowel kalium als magnesium hebben een kalmerend effect op je lichaam en zenuwstelsel.

  1. Omega-3-vetzuren[8]

Uit een meta-analyse in 2018 bleek dat kinderen met ADHD een lager DHA/EPA hadden dan kinderen zonder ADHD.[9] De vetzuren DHA en EPA zijn essentieel voor je zenuwen om elektriciteit en informatie over te dragen. Omega-3 staat niet alleen bekend om haar ontstekingsremmende eigenschappen, maar zorgt ook voor toename van ‘brain-derived neurotrophic factor’. Dat is een zenuwcelstimulerende factor. Tel daarbij op dat omega-3 een positief effect heeft op de hoeveelheid dopamine en serotonine, dan is het wel duidelijk dat omega-3 iets voor je hersenfunctie betekent.[10] Voor kinderen is de beste bron voor omega-3-vetzuren levertraan, omdat daar ook vitamine A en D in zit. Let wel op dat er geen retinylpalmitaat in zit, want dat kan schadelijk zijn. Voor volwassenen is visolie een betere optie, omdat hier hogere gehaltes DHA en EPA in zitten (mits het een ‘TG-variant’ is). De aanbevolen dosis is 750 mg DHA/EPA per dag. Reken bij het suppleren van omega-3-vetzuren erop dat je niet direct resultaat ziet. Dat kan wel drie maanden duren.

  1. DMAE

DMAE staat voor di-methyl-amino-ethanol en zit van nature in sardientjes. Het heeft een remmend effect op de enzymen (acetylcholinesterase) die de neurotransmitter acetylcholine afbreken (het stofje van je parasympathisch zenuwstelsel). Ook het vermogen om acetylcholine op te nemen door de specifieke receptoren wordt er positief door beïnvloed. Daardoor wordt de concentratie van dit stofje in je hoofd verhoogd. Het schijnt daarnaast te helpen om afval uit je hersenen te krijgen dat je focus verstoort. Het beschermt ook je hersenen doordat het oxidatieschade en ontstekingen helpt te voorkomen. Ik heb echter tot nu toe alleen synthetische DMAE kunnen vinden. Dus zou ik eerst de voorgaande supplementen proberen voordat je DMAE gaat proberen.

En als vader van vijf unieke kinderen zeg ik: acceptatie van en liefde voor je kind betekent niet dat je al het gedrag accepteert. Grenzen stellen aan en afkeuren van gedrag betekent niet dat je je kind afwijst en derhalve onvoldoende oog hebt voor de uniciteit van je kind. Probeer daarom het onderscheid duidelijk te maken tussen onvoorwaardelijke liefde en het onbegrensd accepteren van problematisch gedrag. Iedereen heeft grenzen nodig. En maak van ADHD vooral geen ziekte! Om te eindigen met de les van de vader van Dik Trom uit 1891, de 'kampioen relativeren' van een kind met 'afwijkend' gedrag: ‘Het is een bijzonder kind. En dat is-ie’. En als dat voor kinderen geldt, dan geldt dat ook voor volwassenen.

Disclaimer

Medische informatie wordt alleen verstrekt als informatiebron en mag niet worden gebruikt of vertrouwd voor diagnostische of behandelingsdoeleinden. De informatie is niet bedoeld als patiëntenvoorlichting, creëert geen relatie tussen patiënt en orthomoleculair adviseur en mag niet worden gebruikt als vervanging voor professionele diagnose en behandeling. Raadpleeg uw zorgverlener voordat u beslissingen over uw gezondheid neemt of voor advies over een specifieke medische aandoening. INNR B.V. is niet aansprakelijk voor enige schade, verlies, letsel of aansprakelijkheid op welke manier dan ook geleden als gevolg van uw vertrouwen op de informatie uit dit document.

 

 

[1] R. Fransen Fransen, Nederlands Dagblad, 15 mei 2019.

[2] L. Batstra, Hoe voorkom je ADHD? Door de diagnose niet te stellen, 2012, Uitgeverij Nieuwezijds B.V. (ISBN 9789057123443)

[3] A. Frances, Terug naar normaal, 2013, Uitgeverij Nieuwezijds B.V. (ISBN 9789057123801).

[4] Cosgrove, L., Krimsky S., Vijayaraghavan, M., Schneider, L. (april 2006). Financial Ties between DSM-IV Panel Members and the Pharmaceutical IndustryPsychotherapy and Psychosomatics 75 (3): 154-160. 

[5] https://www.medischcontact.nl/actueel/laatste-nieuws/artikel/adhd-zeker-geen-modegril

[6] https://charliefoundation.org/am-i-a-candidate/keto-for-brain-health/

[7] https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC3818926/

[8] https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC7468918/

[9] https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC5669464/

[10] https://www.nature.com/articles/s41398-019-0633-0

Terug naar blog